Wij maken gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies van derden, voor het bijhouden van statistieken en het tonen van specifieke content, zoals filmpjes.

 

Provinciaal ruimtelijk beleid

11-04-2016

Auteur(s)

  • Haedewych van Kampen (voormalig medewerker)
  • Jappie van den Bergs (voormalig medewerker)

Downloads

Provinciale Staten formuleren provinciale ruimtelijke belangen die gerelateerd zijn aan verschillende beleidsthema’s, zoals natuur, landschap en infrastructuur. De provinciale belangen zijn dikwijls ruim geformuleerd – bijvoorbeeld ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘open landschap’, ‘behoud en ontwikkeling van kernkwaliteiten’– wat tot interpretatieverschillen kan leiden. In de normstelling wordt regelmatig verwezen naar algemeen geformuleerde visies, waardoor de scheiding tussen visie en normstelling niet zo strikt is als was beoogd in de Wro van 2008.

Provinciale Staten kunnen een inpassingsplan opstellen voor ruimtelijke plannen die gemeentegrenzen overschrijden. Aanvankelijk aarzelden de provincies dit instrument in te zetten, maar inmiddels is het inpassingsplan geaccepteerd als een doelmatig en efficiënt instrument.

Gedeputeerde Staten kunnen zienswijzen indienen tegen gemeentelijke bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Wanneer de plannen zijn vastgesteld kunnen zij een reactieve aanwijzing geven en zo een deel van een gemeentelijk bestemmingsplan buiten werking stellen. Deze instrumenten zijn in de onderzoeksperiode niet vaak gebruikt. Provinciale zienswijzen gaan vooral over technische details. De provincies geven de voorkeur aan overleg met de gemeenten en zijn over het algemeen tevreden over de manier waarop gemeenten rekening houden met de provinciale ruimtelijke belangen.

De laatste optie is om tegen een vastgesteld gemeentelijk bestemmingsplan bij de rechter in beroep te gaan. De provincie Groningen deed dat 18 keer in deze periode; de provincies Drenthe en Fryslân geen enkele keer.

Om de uitbreiding van agrarische bebouwing ruimtelijk in te passen hebben de drie provincies een vergelijkbare methode ontwikkeld waarbij experts en initiatiefnemers ‘keukentafelgesprekken’ voerden over onder andere kleur- en materiaalgebruik, nokhoogte en erfbeplanting (landschappelijke inpassing). De Rekenkamer constateerde dat deze methode (nog) vrijblijvend was. In de praktijk bleek tevens dat het toezicht op het uitvoeren van het landschappelijke inpassingsplan nog te wensen overliet. Provinciale Staten werden hierover niet vanzelfsprekend geïnformeerd.